Test | APTT(1) | Mengtest(2) | PT | Fibrinogeen | TT | BT(3) | Bloedplaatjes- |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Resultaat | Toegenomen | Gecorri- | Normaal | Normaal | Normaal | Normaal | Normaal |
(1) APTT : ‘inconsequente’ verlenging van APTT treedt op; de verlenging hangt af van het niveau van factor VIII dat aanwezig is en van de gevoeligheid van factor VIII op het reagens dat wordt gebruikt.
(2) Mengtest : de verlenging van APTT wordt gecorrigeerd door het plasma van de patiënt in gelijke delen te mengen met een normaal plasmaplasma.
(3) BT : bij slechts ongeveer 50 % van de gevallen is de bloedingstijd toegenomen (Ivy-methode); bij type 2N van de ziekte van von Willebrand is deze nooit toegenomen; in-vitrotests die de bloedingstijd moeten reproduceren kunnen een diagnose stellen (behalve bij type 2N van de ziekte van von Willebrand).
(4) Bloedplaatjestelling : deze parameter is bij de meeste vormen van de ziekte van von Willebrand normaal. De bloedplaatjestelling kan verminderd zijn bij sommige patiënten met type 2B van de ziekte van won Willebrand, bij wie fluctuerende trombocytopenie die in ernst kan variëren kan worden waargenomen.