1628
BLOEDSOMLOOP
Beschrijving door WILLIAM HARVEY, Britse arts en professor anatomie en chirurgie, van de wetten die de bloedsomloop bepalen in zijn boek ‘Anatomische oefening over de beweging van het hart en bloed bij dieren’. Zijn werk heeft een onmiddellijke en sterke invloed op zijn tijdgenoten.
1835
WEEFSELFACTOR
Dokter ANDREW BUCHANAN, van de universiteit van Glasgow, formuleert het revolutionaire concept dat er een specifiek element in het bloed bestaat dat de stolling op gang kan brengen. Zonder het te weten beschrijft hij weefselfactor. Zijn werk vormt de basis voor studies naar de stolling.
1882
BLOED- PLAATJES
Ontdekking van bloedplaatjes door de Italiaanse bioloog GIULIO BIZZOZERO. Hij observeert onder de microscoop bloedplaatjes in het bloed van dieren en mensen. Bizzozero toont aan dat bloedplaatjes de eerste elementen in het bloed zijn die zich hechten aan beschadigde bloedvaten, onderling aggregeren en bijdragen aan de vorming van een fibrinestolsel.
1905
1E BESCHRIJVING VAN DE STOLLING
PAUL MORAWITZ, een Duitse arts, stelt een theorie voor om het stollingsverschijnsel te verklaren, waarin vier actoren worden vermeld die noodzakelijk en voldoende zijn: trombokinase, protrombine, fibrinogeen en calcium. Deze theorie is weliswaar onvolledig, maar vormt de basis voor de stollingscascade.
1916
HEPARINE
Heparine werd ontdekt door de Amerikaan JAY MC LEAN en geëxtraheerd uit de lever van honden. In 1935 wordt heparine voor het eerst gebruikt in de klinische praktijk. Sindsdien is de mortaliteit als gevolg van trombotische events gedaald van 18 % tot 0,4 %. Heparine wordt ook nu nog gebruikt. Het kan gemonitord worden op basis van de ACT, of de anti-Xa-activiteit.
1935
PROTROM- BINETIJD
ARMAND QUICK, een Amerikaanse arts en chemicus, beschrijft de test voor meting van de stollingstijd. Die wordt de ‘protrombinetijd’ (PT) genoemd omdat Armand Quick dacht dat alleen protrombine en fibrinogeen een rol speelden in de test. Deze test wordt ook ‘Quick-test’ of ‘Quick-tijd’ (QT) genoemd. Het is tegenwoordig de meest gebruikte test in de hemostase.
1939
VITAMINE 39 K-ANTAGO- NISTEN (VKA)
Het molecuul ‘dicoumarol’ wordt geëxtraheerd en geïdentificeerd vanuit beschimmelde klaverblaadjes, nadat heel wat sterfgevallen als gevolg van bloedingen werden vastgesteld bij koeien die de plant hadden gegeten. Aanvankelijk werd het gebruikt als rattenvergif, vervolgens als antistollingsmiddel in de klinische praktijk. Inmiddels is het vervangen door één van de derivaten ervan: WARFARINE (Coumadine®)
1953
aPTT
Beschrijving van de ‘GEACTIVEERDE PARTIËLE TROMBOPLASTINETIJD’ (aPTT) door RD Langdell, RH Wagner en KM Brinkhous. Deze test is ontwikkeld om een onderscheid te kunnen maken tussen het plasma van normale patiënten en dat van hemofiliepatiënten, iets wat niet mogelijk blijkt met de PT. Dankzij de introductie van de aPTT in de klinische praktijk, in combinatie met de PT, kunnen talrijke hemostaseafwijkingen worden gediagnosticeerd. De test luidt een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de stolling in.
1954
STOLLINGS- FACTOREN
De meeste stollingsfactoren zijn ontdekt in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw. Aanvankelijk krijgen ze de naam van de eerste patiënten. Later, in 1954, worden de benamingen vervangen door ROMEINSE CIJFERS om het gebruik ervan te vereenvoudigen.
1964
STOLLINGS- CASCADE
Introductie door twee onafhankelijke teams van het concept ‘stollingscascade’. Dit schema geeft de sequentiële activering van de verschillende stollingsfactoren weer, die uitmondt in de vorming van een FIBRINESTOLSEL. De amplificatielus kan de snelheid en omvang van het stollingsverschijnsel verklaren.
1980's
AUTOMATISERING VAN DE HEMOSTASETESTEN
Lancering van de eerste hemostase-analyzer van Stago, de ST888. Deze semi-automaat luidt het begin in van de automatisering van het hemostaseonderzoek. Sindsdien is de discipline alleen maar verder geëvolueerd, zowel door de implementatie van nieuwe testen als door de verbetering van de meetprestaties.
1990's
GEAUTOMA- TISEERDE LABTRACKS
Het einde van de jaren negentig wordt gekenmerkt door de integratie van de eerste volledige geautomatiseerde tracks in de laboratoria voor medische analyse. Deze GEROBOTISEERDE TRACKS bevatten analysesystemen voor biochemie, immunologie, cytologie en uiteraard hemostase. In de jaren negentig zijn we ook getuige van de opmars van chromogene en immunologische technieken in de hemostase, meer specifiek in tromboseonderzoek, de opsporing van circulerende anticoagulantia en de meting van D-dimeren
2008
DIRECTE ORALE ANTICOAGULANTIA
Commercialisatie van nieuwe antistollingsmiddelen, die ‘directe orale anticoagulantia’ worden genoemd. Deze geneesmiddelen (dabigatran, rivaroxaban, apixaban, edoxaban) bieden een ALTERNATIEF voor VKA’s en heparines. Ze hebben het voordeel dat ze kunnen worden gebruikt in een vaste dosis en dat ze geen regelmatige biologische monitoring vereisen (behalve in specifieke gevallen).
2018
TROMBINE- GENERATIETEST
De in 1953 uitgevonden trombinegeneratietest is beschikbaar op een 100 % gestandaardiseerde automaat, de ST GENESIA. Deze test wordt hoofdzakelijk in onderzoek gebruikt, maar kan nu ook voor klinische doeleinden worden ingezet bij hemorragische en trombotische aandoeningen, en - voor het beheer van antistollingsmiddelen.