Het antifosfolipidensyndroom

Wat is het antifosfolipidensyndroom?

Het antifosfolipidensyndroom (APS) is een aandoening die met behulp van klinische en laboratoriumdiagnostische criteria wordt gedefinieerd. Kenmerkend voor deze ziekte zijn de permanent verhoogde antifosfolipidenantistoffen, recidiverende veneuze of arteriële trombose en zwangerschapscomplicaties.

Afbeelding I: klinische en laboratoriumdiagnostische criteria van APS

Klinische criteria
(een of meerdere)

Laboratoriumcriteria
(een of meerdere, minstens tweemaal binnen minstens twaalf weken optredend)

Trombose:
een of meer bevestigde trombose(n) in arteriën, venen of kleine vaten op welke plaats dan ook

 

Circulerend lupusanticoagulans, aangetoond conform de richtlijnen van de International Society on Thrombosis and Haemostasis (ISTH; internationale vereniging voor trombose en hemostase)

Zwangerschapscomplicaties:

  • een of meerdere onverklaarba(a)r(e) foeta(a)l(e) sterfgeval/sterfgevallen binnen of na de 10e zwangerschapsweek bij normale foetale morfologie of
  • een of meerdere vroeggeboorte(n) vóór de 34e zwangerschapsweek bij normale foetale morfologie, veroorzaakt door eclampsie, pre-eclampsie of placenta-insufficiëntie of
     
  • minstens 3 spontane abortussen vóór de 10e zwangerschapsweek

Cardiolipineantistoffen (IgG of IgM), middelmatige tot hoge titer (> 40 GPL of MPL of
> 99e percentiel), gemeten met behulp van een gestandaardiseerde ELISA-test

ß2-glycoproteïne-I-antistoffen
 
(IgG of IgM), titer meer dan het 99e percentiel, gemeten met behulp van een gestandaardiseerde ELISA-test

APS kan bij afwezigheid van om het even welke auto-immuunziekte optreden; het wordt dan als primair APS bestempeld.
Als het bij een patiënt optreedt die aan een auto-immuunziekte leidt, wordt het secundair APS genoemd.

Als er bij een patiënt met primair APS een auto-immuunziekte wordt gediagnosticeerd, spreken we over secundair APS.